Eigenaren van een klein bosje (tot 5 hectare) kunnen sinds 2003 bij SLZ terecht voor beheeradvies. Dit is onderdeel van het Kleine Bosjes project. Het doel van dit project is het verhogen van de biodiversiteit van kleine bosjes. Ik had het geluk om in het kader van mijn stage vier adviesplannen uit te kunnen werken, daarbij hebben mijn collega’s van SLZ goed geholpen. Er zijn vier adviesplannen geschreven voor bosjes in de omgeving van Aardenburg, Hoofdplaat, Hoek en Kloosterzande. Een beheeradvies komt niet zomaar tot stand, ook niet voor een klein bosje. Eerst wordt het landschap geanalyseerd, zodat er een passend advies kan worden uitgedragen. Een landschapsanalyse bestaat uit drie onderdelen: (1) menselijke invloeden, (2) bodem en (3) planten & dieren.

1 Menselijke invloeden

De projectgebieden kennen vaak een rijke geschiedenis aan menselijk handelen. Zo ligt het projectgebied in Kloosterzande in één van de oudste polders van Zeeland: de Zandpolder. In de Zandpolder werd een uithof gebouwd, dit is een nederzetting voor monniken. Ondanks dat het geen klooster was, werd het in de volksmond wel zo genoemd. Dit verklaart gelijk de naam van het dorp Kloosterzande. In 1196 zijn de monniken de zandpolder gaan bedijken.

2 Bodem

De meeste projectgebieden liggen op een klei- en/of zavelbodem. In het projectgebied in Hoek is tijdens een diepe bodemboring veen aangetroffen in de ondergrond. Dit betekent dat het projectgebied vroeger heel drassig was. Door de zuurstofloze omstandigheden kon er geen vertering plaatsvinden. Plantenresten zijn daarom goed zichtbaar in deze grondsoort. Soms worden er in veenbodems hele boomstammen gevonden.

boring

3 Planten en dieren

Tijdens ijskoude veldopnames in november zijn de planten en dieren in beeld gebracht. In Kloosterzande was er een gave vondst: de eerste zachte naaldvaren van Oost Zeeuws-Vlaanderen! Om te kijken hoe de huidige situatie van het bos is wordt deze vergeleken met de Potentieel Natuurlijke Vegetatie (PNV). Dit is een streefbeeld van een bos passend bij de bodem. Het aanplanten van inheemse soorten of het verwijderen van exoten kan een duwtje zijn in de richting van de natuurlijke situatie. Vervolgens is de wettelijke status van een gebied onder de loep genomen en daarnaast zijn de wensen van de eigenaar opgenomen in het advies. Aan de hand van het bovengenoemde onderzoek wordt advies uitgedragen aan de eigenaar. Zo is in Aardenburg geadviseerd om een aantal aangeplante Canadese populieren geleidelijk te verwijderen. De ondergroei heeft op dit moment geen schijn van kans, doordat de reusachtige populieren het licht wegnemen voor andere soorten. Het weghalen van de populieren moet wel geleidelijk plaatsvinden, anders profiteren ruigtesoorten als brandnetel en braam van de plotselinge hoeveelheid licht. Een ander veelvoorkomend probleem is exoten als dijkviltbraam of robinia. Exoten vormen onder andere een probleem omdat ze inheemse soorten kunnen verdringen en er minder dieren gebonden zijn aan exoten. Zo profiteren 423 soorten (bijv. insecten) van de inheemse eik, van een Amerikaanse eik slechts enkele. Daarom wordt geadviseerd om deze exoten weg te halen of in toom te houden.

Door: Naomi Oostinga, SLZ

Dit artikel is afkomstig uit het kwartaalblad van Landschapsbeheer Zeeland (Nr. 1 Lente 2019)