Wat is het probleem?

Er is altijd een reden waarom de gewenste planten er nu al niet aanwezig zijn. Meestal is deze gelegen in het ongunstige beheer dat ter plaatse wordt gevoerd. Het alleen inbrengen van zaad zonder dat daarbij het beheer verbetert, heeft dan geen enkel effect. Vaak is een bodem voedselrijk en daardoor domineren ruige groeiers. Het ingebrachte zaad kan dan misschien nog wel kiemen, maar wordt daarna onmiddellijk overgroeid door de ruigere planten.

Eerst probleem oplossen

Als het probleem ligt bij het beheer (en dat is bijna altijd zo), dan helpt het alleen als eerst dat probleem wordt opgelost. Heel veel wegbermen of overhoekjes worden periodiek geklepeld, waarbij de stukgeslagen vegetatie op het terrein achterblijft. Daardoor krijgen veel bloemplanten geen kans en wordt de bodem ook nog extra verrijkt met verterende planten, waardoor de ruigere groeiers nog sterker gaan domineren. Wanneer het beheer omgevormd wordt naar een voor planten vriendelijkere vorm, krijgen de lokaal aanwezige bloemen betere kansen. Als zo’n beter beheer enkele jaren achtereen uitgevoerd wordt, kunnen veel inheemse en gewenste soorten zich vestigen. Dus alleen als het vervolgbeheer goed geregeld is, is er een kans op succes.

Kruidenmengsel

Inheemse soorten

Zeker wanneer een doel is om een bijdrage te leveren aan het versterken van de biodiversiteit, kan het beste uitgegaan worden van natuurlijke omstandigheden. Alleen inheemse soorten en alleen soorten die in het betreffende biotoop thuis horen! Bijen benutten graag inheemse planten, vlinders hebben echt geen uitheemse soorten nodig. Exotische planten kunnen vaak nog wel benutbaar nectar hebben, maar in de meeste gevallen geen goed stuifmeel. Uitheemse soorten kunnen zelfs een flink negatief effect hebben op de inheems biodiversiteit, doordat ze inheemse soorten kunnen verdringen.

Natuurlijke potenties benutten

Als het beheer verbetert kunnen planten vanzelf weer terugkeren. Een deel kan zich hervestigen vanuit de zg “zaadbank”, die nog in de bodem aanwezig is, anderen kunnen uit de directe omgeving komen. Dat laatste kan doordat vogels of zoogdieren zaad kunnen transporteren, bv. aan hun vacht of via ontlasting. Wanneer uitgegaan wordt van spontane ontwikkeling van de vegetatie (dus als er geen zaad van externe bronnen ingebracht wordt) is er een hele grote kans dat de soortensamenstelling natuurlijk is en goed past bij de lokale omstandigheden, zoals bodemtype, grondwater en het beheer. Inbrengen van zaad uit externe bronnen verstoort de natuurlijke verhoudingen tussen de soorten en ook de onderlinge aantalsverhoudingen. Hoe meer er gesleept wordt met zaad, hoe minder natuurlijk en oorspronkelijk de vegetatie is.

Ongewenste verspreiding

De gezaaide soorten kunnen zich vanuit de uitzaailocatie verder verspreiden over de omgeving. Sommige soorten kunnen zich daarbij erg dominant gaan gedragen. In het landschappelijke buitengebied zijn er nu tal van exoten die zich ontwikkeld hebben tot echte plaagsoorten. Denk aan de Reuzenberenklauw, waartegen op dit moment heuse bestrijdingscampagnes zijn. Ook exoten die nu nog niet goed lijken te kunnen standhouden in de Nederlandse natuur, kunnen dat in de toekomst mogelijk wel.

Ongewenste herkomsten

Veel zaaizaad dat op de Nederlandse markt wordt aangeboden is van buitenlandse herkomst, ook als het inheemse soorten betreft. Veelal komen deze vanuit Zuid of Oost Europa. Vaak zijn deze goedkoper dan zaad van autochtone herkomst. Deze planten hebben echter andere genetische eigenschappen, en ze kunnen kruisen met de “autochtone” exemplaren. Het autochtone zaad is veel beter aangepast aan de Nederlandse natuurlijke omstandigheden en daardoor ecologisch gezien veel waardevoller. Van oa. bomen en struiken is bekend dat er van verschillende soorten nog slechts 5% van de gehele Nederlandse populatie bestaat uit autochtone exemplaren, en dat die restpopulaties bedreigd worden door verdere uitbreiding van de “uitheemsen”. Vermoed wordt dat dat in meerdere of mindere mate ook voor de kruiden geldt.

Er zijn ook tal van inheemse soorten op de markt verkrijgbaar, die op zichzelf wel inheems zijn, maar worden aangeboden in een aparte kweekvorm. Andere kleurvariëteiten of met “gevulde” bloemen. Verdere verspreiding van deze aparte vormen en eventuele kruisingen met de oorspronkelijke populaties zijn uiteraard ook nadelig.

slider algemeen

Inbrengen zaad

Pas als het beheer langere tijd goed op orde is en blijkt dat veel gewenste soorten niet vanzelf terug keren, kan overwogen worden om inheems zaad van buitenaf in te brengen. Daarbij zijn er verschillende methoden: 

  • Het opbrengen van maaisel uit een gelijksoortig biotoop uit de directe omgeving. Voordeel is dat waarschijnlijk de passende soorten mee uitgezaaid worden. Nadeel is dat er wat extra maaisel achter blijft, waardoor de bodem weer iets voedselrijker wordt. Daarom kan deze maatregel het beste slechts één of enkele keren toegepast worden, mogelijk ook slechts een klein deel van de oppervlakte.
  • Het uitzaaien van inheems en autochtoon zaaizaad. Daarbij kan dit geoogst zijn uit lokale bronpopulaties, of aangekocht bij een bedrijf die de juiste criteria voor de teelt van het zaad toepast. Biologisch geteeld zaad heeft dan een groot voordeel, want als zaad met insecticiden behandeld zijn kan kunnen insecten die later deze planten bezoeken daar last van hebben. De hieronder genoemde bedrijven produceren het zaad biologisch. Autochtoon zaad is duur. Vuistregel hierbij is: liever minder zaad van goede kwaliteit dan veel van slechte kwaliteit. Hieronder wordt wat informatie gegeven over beheer aspecten en het gebruik van het autochtone zaaizaad.

Aanschaf zaaizaad

Er zijn enkele bedrijven in Nederland die ecologisch verantwoord inheems zaaizaad verkopen:

Deze bedrijven bieden een grote hoeveelheid mengsels aan, bv mengsels voor een voedselrijke kleigrond of speciale bijenmengsels. Let op: in diverse mengsels zitten toch ook nog uitheemse soorten. Daarnaast bieden ze ook soorten los te koop aan, zodat iedereen zijn eigen pakket zelf kan samenstellen.

Er blijkt veel vraag te zijn naar zaadmengels die in Zeeland bruikbaar zijn. Hieronder geven we een heel korte lijst van soorten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen droge en vochtige groeiomstandigheden. Uiteraard zijn veel meer soorten bruikbaar, in principe spelen alle inheemse plantensoorten wel een of andere rol voor insecten.

Droge en vochtige groeiomstandigheden

Plantensoort

Droog

Vochtig/nat

boerenwormkruid

x

 

duizendblad

x

 

engelwortel

 

x

fluitenkruid

x

 

gewone ereprijs

x

 

gewone rolklaver

x

 

groot streepzaad

x

 

grote kattenstaart

 

x

grote ratelaar

x

 

grote wederik

 

x

heelblaadjes

x

 

moerasandoorn

 

x

moerasrolklaver

 

x

peen

x

 

rode klaver

x

 

scherpe boterbloem

x

 

smeerwortel

x

 

veldlathyrus

x

 

vingerhoedskruid

x

 

vogelwikke

x

 

watermunt

 

x

witte klaver

x

 

wolfspoot

 

x

Beheer

Het spreekt haast voor zich dat het gebruik van kunstmest of chemische bestrijdingsmiddelen een negatief effect heeft op de biodiversiteit. Bovendien stimuleert bemesting vooral de groei van ruigere groeiers, de minder groeikrachtige bloeiende planten worden dan sneller weggedrukt. Blijvende bloemrijke elementen met een langjarig, natuurgericht beheer hebben de hoogste natuurwaarde, terwijl het beheer daarvan relatief efficiënt is. Bij gebruik van zaadmengsels die voornamelijk bestaan uit meerjarige soorten, kan het vervolg beheer bestaan uit het periodiek (bv. 1 of 2x/jaar) maaien en afvoeren van de vegetatie. Ook mengsels die voornamelijk bestaan uit eenjarige en/of tweejarige soorten kunnen gebruikt worden. Dat betekent echter dat zulke bloemvelden/randen jaarlijks of om het jaar opnieuw bewerkt en ingezaaid moeten worden. Omdat dat laatste veel meer werk betekent is het handig om het grootste deel van het beschikbare terrein te beheren als een meerjarig bloemenveld, en een kleiner deel met één of tweejarige soorten.

Als het goed is, kan na het inzaaien door een goed vervolgbeheer de bloemenrijkdom in stand gehouden worden. Wanneer na enkele jaren de grassen of ruigere soorten dominant gaan worden, kan het maaibeheer geïntensiveerd worden en de maaidata vervroegd.

Na enkele jaren zal blijken welke van de ingezaaide soorten het goed doen, en welke al snel weer verdwijnen. Het heeft geen zin om soorten die het niet goed doen te blijven uitzaaien.  

Kruiden voor vlinders