Hoe oude Zeeuwse graangewassen uit het landschap verdwenen

Door: Niek Smits, SLZ en Alex Wieland oud-medewerker SLZ

Door selectie en kruising werden er steeds weer nieuwe, betere rassen ontwikkeld. Rond 1870 werd er bijvoorbeeld volop Zeeuwse tarwe verbouwd. Later werd dit gekruist met het hoog opbrengende Engelse squirehead tarwe en ontstond er Wilhelmina tarwe. Hieruit kwam in 1921 weer het Juliana tarwe voort. Ook de schaalgrote van de graanteelt werd steeds groter. Dankzij technische ontwikkelingen en ruilverkaveling ontstonden er grotere percelen met hoogproductieve graangewassen. Goed voor de opbrengst, maar minder voor de (bio)diversiteit in het landschap.

Waarom herintroduceren?

Samen met andere organisaties zet SLZ zich in voor herintroductie en behoud van ‘vergeten’ graangewassen. En dit doen we natuurlijk niet zomaar. Naast dat oude granen een cultuurhistorische- en landschappelijke waarde hebben past de herintroductie in een trend van weer meer lokaal en streekeigen gaan eten. Ook gaat het verbouwen van oude graangewassen hand in hand met het bevorderen van akkernatuur.

Op zoek naar zaden

Van een aantal oude rassen zijn gelukkig zaden bewaard gebleven. Deze zijn opgeslagen in de genenbank in Wageningen. In 2010 is, op initiatief van Het Zeeuwse Landschap, door Loek Hilgers (deskundige op het gebied van oude granen) een advies geschreven over hoe en welke oude graanrassen er in akkerreservaten geteeld kunnen worden. Vanuit de genenbank zijn voor het project in de Schommeling enkele honderden zaadjes beschikbaar gesteld en is er vanaf 2011 gestart met het vermeerderen. Van de Zeeuwse witte werd een tiental kilo’s zaaigoed verkregen van de stichting Op Goede Gronden uit Veere. Na jaren vermeerderen is de voorraad zaaigoed van  verschillende oude granen inmiddels al aanzienlijk vergroot.

Koegorspolder als proeftuin

Om risico’s te spreiden worden de oude granen op verschillende plekken in Zeeland ingezaaid. Eén van die plekken is een terrein van North Sea Port in de Koegorspolder. Dit terrein is vanuit het Interregproject 2B connect (natuur op bedrijventerreinen) ingericht als tijdelijke natuur. Soorten die er sinds 2018 geteeld worden zijn:  risweit, zes-rijige wintergerst, rogge, Zeeuwse tarwe, Wilhelmina tarwe, Zeeuwse witte, eenkoorn en rotkorn spelt. Voormalig SLZ-medewerker Alex Wieland heeft samen met Martin Dekker en Harm van Hoeve (Agrarische Natuurvereniging Groene Oogst) en Mark Dobbelaar (Ecomark Advies en Beheer) dit bijzondere project op poten gezet. Naast het inzaaien van oude graangewassen wordt er ook geëxperimenteerd met verschillende vormen van agrarisch natuurbeheer. Zo zijn er in en rondom de akkers keverbanken en inheemse bloemranden aangelegd.

Resultaten

De oude graangewassen blijken het nog steeds goed te doen in de Zeeuwse klei. Toch is de opbrengst slechts 25 à 30 procent van wat tegenwoordig gangbaar is in de landbouw. Dit komt mede doordat de rassen tegenwoordig sterk verbeterd zijn. Maar ook omdat de oude granen bewust dunner gezaaid worden. Van dit dunner zaaien profiteren grondbroeders zoals de veldleeuwerik en graspieper. Ook patrijzen hebben hier baat bij; ze foerageren makkelijker in een gewas wat open staat. In 2019 is het grootste gedeelte van de oogst verloren gegaan door de kiemschimmel steenbrand. Afgelopen jaar is de oogst, op de spelt na, wel gelukt. Maar afzet vinden voor deze oude gewassen blijkt tot nu toe erg lastig.

Toekomstvisie

Komende jaren willen we ons via het project ‘Oude rassen’ blijven inzetten voor het behoud van oude graangewassen. Dit willen we doen in samenwerking met diverse belanghebbenden. Daarnaast willen we de kennis rondom oude graangewassen verder uitbouwen en onderzoeken hoe we de afzet van de oogst kunnen verbeteren.

 

Dit artikel is afkomstig uit ons kwartaalblad (Nr. 1 Lente 2021).