In Nederland komen drie inheemse soorten iepen voor: de gladde iep, de ruwe iep en de fladderiep. Uit de kruisingen tussen de ruwe en gladde iep zijn de hybride Hollandse iepen ontstaan. Voor het uitbreken van de iepenziekte was vooral de Hollandse iep ‘Belgica’ langs wegen en op dijken een imposante verschijning. De monumentale en soms zeer oude veldiepen waren vooral te vinden op en rond de erven. Bij het uitbreken van de iepenziekte in de jaren tachtig bleken deze markante bomen helaas niet bestand tegen de ziekte en van de oorspronkelijke populatie bleef zo goed als niets over. De enige inheemse iepensoort die weinig vatbaar bleek voor de ziekte was de fladderiep. De soort komt in het wild niet voor in Zeeland en werd ook nooit veel aangeplant. In de zoektocht naar alternatieven voor de niet meer bruikbare soorten kwam er steeds meer belangstelling voor de fladderiep.

wortelaanlopen

Herkenning iep

Iepen zijn als geslacht gemakkelijk te herkennen. In de winter zijn de twijgen die in een regelmatig visgraatmodel gerangschikt zijn en de opvallend kleine knoppen een goed kenmerk. In de zomer zijn ze te herkennen aan het ruwe blad met duidelijk scheve bladvoet. Iepen bloeien nog voor de bladontluiking.
De bloemen zijn weinig opvallend, maar de gevleugelde zaden des te meer en geven de boom al een groen uiterlijk nog voordat het blad is ontwikkeld. Na rijping wordt het zaad bruin en valt het af. Dit gebeurt soms zo massaal dat het voor een leek kan lijken alsof de boom ziek is. Het blad dat kort daarna tevoorschijn komt laat zien dat er niets ongewoons aan de hand is.

Herkenning fladderiep

Een iep is redelijk makkelijk te herkennen, maar het determineren van de verschillende soorten iepen is een stuk moeilijker. De intrede van vele nieuwe cultivars hebben determinatie nog moeilijker gemaakt. Er is echter een uitzondering en laat dat nu juist onze fladderiep zijn. Volwassen bomen zijn onmiddellijk te herkennen aan de wortelaanlopen bij de stamvoet. Bij ouder wordende bomen kunnen de aanlopen uitgroeien tot heuse plankwortels. Het zijn als het ware ’kabels’ die vanuit de stam overgaan in een zware wortel. Het geeft de boom extra stevigheid. Waarom dit alleen bij de fladderiep voorkomt zou te maken kunnen hebben met het feit dat het hout van de fladderiep aanzienlijk minder sterk is dan dat van de andere iepen. Bij jonge bomen zijn de wortelaanlopen nog niet goed ontwikkeld, maar al snel is te zien dat de stamvoet onregelmatig wat verbreedt. De naam verwijst naar het fladderen van de zaden en zitten bij deze iep aan lange stelen en fladderen in de wind. Ook de bladeren hebben unieke kenmerken. De nerven zijn niet of zelden gevorkt, aan
de onderkant zacht behaard. Er zijn 12-19 paar bladnerven. De bladrand heeft sterk naar voor gebogen punten.

blad van fladderiep

Hoe resistent is de fladderiep?

Voor een goed begrip moeten we onderscheid maken tussen resistentie en veldresistentie. Het is bekend dat de fladderiep eenmaal geïnfecteerd met de schimmel geen goede resistentie heeft. De schimmel kan zich snel uitbreiden en in de meeste gevallen sterft de boom snel. De schimmel kan echter niet zelfstandig de boom infecteren, maar heeft daar de iepenspintkever voor nodig. Iepenspintkevers zijn kieskeurig en vreten niet van de fladderiep en dus vindt er geen infectie plaats. Daarom heeft de boom, ondanks dat hij niet resistent is, toch een goede veldresistentie. Gewoon in het veld groeiende bomen zullen dus niet snel ziek worden, maar kunstmatig geïnfecteerd zijn ze net zo weerloos als veel andere iepen.

vraat

Wortelcontact

Bij dicht bij elkaar staande bomen, van de zelfde soort, kunnen de wortels met elkaar vergroeien. Een zieke boom kan de schimmel dan doorgeven aan zijn buren. Bij laanbomen is dit effect goed zichtbaar. Eenmaal begonnen bij een boom wordt de ziekte steeds doorgegeven aan de buren en jaar na jaar word het gat in de rij steeds groter. Allen bij adequaat ingrijpen, door snel en ruim te rooien, kan dit proces gestopt worden. Meestal kunnen bomen uit hetzelfde geslacht met elkaar vergroeien, maar de fladderiep is hierop een uitzondering. Hij vergroeit niet met onze andere inheemse iepen.

Zieke fladderiepen

In het veld zien we de laatste jaren echter meer zieke fladderiepen dan we vanuit het huidig inzicht zouden verwachten. Zo zijn er in de wegbeplantingen van Zuid-Beveland en de Kop van Ossenisse in toenemende mate afstervende fladderiepen geconstateerd. De ziekte moet hoe dan ook op een aantal plaatsen begonnen zijn door vraat van de iepenspintkever. Later kan de ziekte door wortel contact verder verspreid zijn.

Opvallend veel zieke fladderiepen zijn te vinden op het Eilandje van de Meijer bij Terneuzen. Bij de inrichting van het gebied zijn er destijds veel aangeplant. De bomen hebben een goede groei doorgemaakt en zijn inmiddels jong volwassen. De iepen zijn in groepen tussen andere soorten zoals es en zoete kers geplant. In een groot deel van de groepen is de iepenziekte reeds aanwezig. De zwaarste aantastingen zijn in het zuidelijke gedeelte waar hele groepen iepen afsterven of al afgestorven zijn. De ziekte lijkt zich verder uit te breiden en de vooruitzichten zijn slecht. Bij de zieke groepen is het effect van wortelcontact goed te zien. Bij de verspreiding tussen de groepen onderling moet de iepenspintkever een rol hebben gespeeld. Er zijn verschillende soorten iepenspintkevers en het is interessant om uit te zoeken welke soort hier voor de verspreiding zorgt. Zou het kunnen dat bij minder aanbod van ’lekkere’ iepen de kevers minder kieskeurig worden en overstappen op de fladderiep? Of is er een andere soort iepenspintkever in het spel? Hoe dan ook zijn de gevonden aantastingen zorgelijk en roepen veel nieuwe vragen op. Daarom sturen we binnenkort, in samenspraak met SBB bosecoloog Erwin Al diverse monsters op naar de NVWA om meer duidelijkheid te krijgen over welke organismen in het spel zijn. Afhankelijk van de uitkomst, willen we daarna nader onderzoek gaan doen in samenwerking met boomziekte specialist Jitze Koppinga.

De iepenziekte is een schimmelziekte die leidt tot het afsterven van de boom. Symptomen van de ziekte zijn het verwelken van de bladeren bij
enkele takken en onder de bast kunnen waaiervormige gangenstelsels te zien zijn (zie foto). Deze zijn gevormd door de iepenspintkever die de schimmelsporen van de iepenziekte verspreiden.

Door: Johan Calle, medewerker SLZ

Dit artikel is afkomstig uit het kwartaalblad van Landschapsbeheer Zeeland (Nr.2 Zomer 2019).